De Spaanse Volkspartij (PP) van premier Mariano Rajoy heeft zondag de regionale en lokale verkiezingen gewonnen, maar de partij zal daar niet om juichen. Na het tellen van 80 procent van de stemmen werd duidelijk dat de Spaanse regeringspartij met 26,5 procent de grootste is geworden, maar het is het slechtste resultaat bij de gemeentelijke verkiezingen sinds 1991.
De socialistische partij (PSOE) werd nipt tweede met 25,5 procent van de stemmen. Nieuwe bewegingen als Podemos (We kunnen) en Ciudadanos (Burgers) zijn zoals verwacht verantwoordelijk voor de nederlaag van de traditionele partijen. Vooral in grote steden lijken de nieuwelingen het goed te hebben gedaan. De partijen spelen vooral in op de onvrede over de hoge werkloosheid, zware bezuinigingen en corruptie.
In Madrid werd de Volkspartij net groter dan Ahora Madrid, een gemeentelijke partij die wordt gesteund door Podemos. In 13 van de 17 regio’s, waaronder de regio’s rond Madrid en Valencia, is geen meerderheid meer voor de Volkspartij of voor de socialisten. Ze moeten nu een coalitie proberen te smeden met de kleinere partijen.
De Spanjaarden mochten zondag stemmen voor plaatselijke besturen en burgemeesters. In een deel van het land werden ook de regionale parlementen gekozen.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl